Skip to main content
P+ Logo
Best Practices voor een duurzame toekomst
Tijdrit met de Aarde recensie
Tijdrit met de Aarde recensie
30 oktober 2018

Groei is Goed

De Nederlandse vertaling van een Engelse boektitel overtreft zelden het origineel. Een beroemde uitzondering is het rapport ‘Limits to Growth’, dat bij ons ‘Grenzen aan de Groei’ kwam te heten. Een zeldzaam mooi gevonden klankgedicht, dat zich in het geheugen vastzet om er nooit meer uit te verdwijnen.

Vijftig jaar na de oprichting van de Club van Rome in 1968 dreunt nog steeds door dat de wereld ten onder zal gaan aan ‘exponentiele groei’. Een van de eerste computers op deze wereld had dat in 1971 becijferd. Voor alle milieuclubs die daarna ontstonden, van Milieudefensie tot Natuur en Milieu tot aan het Wereld Natuur Fonds werd het woord ‘groei’ een synoniem voor ‘foute boel’. Zeker voor meer links georiënteerde actievoerders was het kapitalistische systeem de grote boosdoener.

Boeiend om een halve eeuw later te lezen hoe dit baanbrekende rekenmodel van het Amerikaanse echtpaar Meadows het hele werkzame leven van de voortrekkers uit de Nederlandse milieubeweging heeft bepaald. In de bundel ‘Tijdrit met de Aarde’ kijken vijftig van hen terug. Ze brachten het tot wetenschapper, tot minister en directeur. Hun geboortejaren gaan ver terug - ze zullen bij het op internet invullen van hun leeftijd de draaischijf heel heel ver terug moeten zetten naar jaartallen als 1932, 1935, 1937, 1940, 1942, 1946, 1947. Het maakt van industrieel ontwerpster Marjolein Demmers (directeur Natuur en Milieu) uit 1967 de Pippi Langkous van het hele gezelschap. Ze was nog maar 5 jaar oud toen het rapport verscheen.

Communicatieman Marcel Schuttelaar (1953) was ook een van de tienduizenden mensen die de Prisma pocket Aula nr. 500 uit 1972 voor een paar oude guldens kocht. De herinneringsbundeling kwam onder zijn hoede tot stand. Want: ‘Het kan nooit kwaad, in de hectiek van alledag, wat diepgaander te reflecteren op de mondiale ontwikkeling van het ecosysteem aarde. En dat was precies wat het rapport van de Club van Rome beoogde. Duidelijk maken dat er een fundamentele weeffout zit in het denkbeeld van ongebreidelde economische groei.’ 

Schuttelaar eert met deze uitgave ook Wouter van Dieren (1941), de toenmalige journalist die de berekeningen wereldberoemd maakte. Er zouden inmiddels wel 1 tot 13 miljoen exemplaren in 58 talen van zijn verkocht, schrijft Van Dieren in de bundel. Over zulke cijfers is hij heel tevreden. Minder over de stappen die daarna zijn gezet om het doemscenario te voorkomen. ‘Decennia aan noodzakelijke actie zijn verloren gegaan, doordat de gevestigde belangen het werk zo hebben geframed dat het tot de randgebieden van het wetenschappelijk debat zijn gaan behoren’. Van Dieren is in deze bundel nog net zo boos als een halve eeuw geleden. 

Over de impact van ‘Grenzen aan de Groei’ zijn vrijwel alle scribenten het eens. Het veroorzaakte een aardbeving in denken. De ‘consumptiemaatschappij’ moest eindigen. Over het ‘gelijk’ van de scenario’s lopen de meningen uiteen. De meest feitelijke voorspelling die niet uit is gekomen is het voorspelde opraken van de grondstof kwik. Van dit vloeibare metaal zijn ook nu nog volop voorraden in de aardkorst aanwezig. Maar ondertussen wordt in geen enkele thermometer meer kwik verwerkt en ook vult de tandarts gaatjes niet meer met vullingen van amalgaam. Het giftige kwik bleek te gevaarlijk voor mens en milieu. De techniek ontwikkelde ook voor industriële toepassingen uitstekende alternatieven. Voor grondstoffen waar geen reddend beleid op werd gevoerd, blijken de oude berekeningen echter akelig accuraat te zijn, zo stelt oud-politicus (en wis- en natuurkundige) Jan Terlouw (1931) van D66 in de bundel.

'Grenzen aan de Groei’ functioneerde als een alarmbel die tot op de dag van vandaag doorrinkelt. Waarom staat anders het streven naar een circulaire economie in de beleidsnota’s van Europese overheden vermeld? Technologisch is het mogelijk vrijwel alle grondstoffen eindeloos te hergebruiken, met behulp van een energiebron die voorlopig ook nog wel even eindeloos is: de zon. Ook zijn er nu de SDG’s die bedrijven en overheden perspectief bieden om wereldproblemen op te lossen. Wat daardoor nodig is? Een positieve blik op duurzame groei. Duurzame modellen, dus. Stijgende duurzame marktaandelen, die de oude grijze economie vervangen.

Vanuit dit perspectief zijn de herinneringen aan 50 Jaar Club van Rome ineens spannend om te lezen. Zijn de ‘old soldiers’ van het milieu blijven hangen in het verleden? 

De kritische oud-hoogleraar Klaas van Egmond (1946) zegt over het klimaatbeleid van nu dat het niet meer is dan ‘cosmetisch beleid’. Hij zou het anders willen en stelt marktinstrumenten voor: ‘Een CO2-heffing, als onderdeel van fiscale vergroening wat betreft klimaat. En een BTW hoog/laag differentiatie in de circulaire economie van oorspronkelijke (virgin-) materialen respectievelijk recycling en reparatie’. 

De politicus Ad Melkert (1956) kijkt ook vooruit, maar voorspelt dat ‘Grenzen aan de Groei’ over 100 jaar niet meer relevant zal zijn. De oud-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid herinnert zich dat politieke partijen als PPR (nu deel van GroenLinks) en zijn eigen Partij van de Arbeid tot de conclusie kwamen dat selectieve economische groei en sociale verandering elkaar nodig hebben. ‘Eerlijke verdeling vereist meer inspanning en middelen dat wat met modelargumenten kan worden beredeneerd. Het rapport ging er (ook) aan voorbij dat investeren in innovatie en normeren van circulaire productie en consumptie zelf dragers zijn voor groei’.

Dit vergt echter nog steeds een culturele omslag in denken, waarschuwt Jan Paul van Soest (1955). “Door me in de critici te verdiepen van de Club van Rome, van milieubeleid, van klimaatbeleid, is me steeds helderder geworden waarom de analyses en boodschappen van de Club, hoe goed ook, niet voldoende zijn. Als ze niet aansluiten bij het wereldbeeld, de geestesgesteldheid, de mentale uitgangspunten van de ontvanger, ketst elk argument af als druppels water op een eend. Om verder te komen zijn begripvolle dialogen nodig’.

Een interessante zienswijze komt van de chemicus Frans Vollenbroek (1951) die vindt dat schaarste aan grondstoffen niet echt het grote probleem van deze wereld is. Wel een tekort aan goede landbouwgrond.  ‘Het vervangen van fossiele bronnen door biotische (levende organismen) bronnen is een slecht idee, omdat er veel te weinig vruchtbare grond is om de hele wereld te voorzien en tegelijkertijd ruimte voor natuur en biodiversiteit over te houden. Kortom, energie en grondstoffen zijn niet schaars, maar vruchtbaar land wel’.

De herinneringsbundel ‘Tijdrit met de aarde’ is voor 10 euro (incl. verzendkosten) te bestellen bij Schuttelaar.nl

Jan Bom