Skip to main content
P+ Logo
Best Practices voor een duurzame toekomst
Groene Breinbreker
Groene Breinbreker
13 december 2015

Hoe breng je partijen samen voor een circulaire economie?

Partijen die willen samenwerken aan een circulaire economie, moeten hun boekhouding open delen. Dat is volgens lector Jan Jurriëns van Avans Hogeschool en lid van het Groene Brein een van de voorwaarden voor een succesvolle praktijk.

Groene Breinbreker: Hoe breng je partijen samen voor een circulaire economie?

Jurriëns werkt momenteel in Zundert (West-Brabant) aan een praktijk waarin een groot aantal partijen biomassa leveren aan een even diverse groep afnemers, om op deze wijze tot een gezondere bodem te komen. Dit ‘Zunderts Model VICOE’ rust op eerdere samenwerkingsvormen die Jurriëns begeleidde. Hij wist daarbij lastige doelen te realiseren door een maatschappelijk nut als vertrekpunt te kiezen.

Jurriëns is lector van het lectoraat Sustainable Strategy and Innovation. Hij heeft als organisatieadviseur gewerkt, was tot 2004 senior partner bij Twynstra Gudde, adviseurs en managers in Amersfoort en Den Haag. Daarvoor werkte hij bij CSC, Rijnconsult, M&I en Cap Gemini. Aan het begin van zijn loopbaan werkte Jan in diverse lijnfuncties in het bedrijfsleven, het huidige TNT, Internatio-Muller en Elsevier. Jurriëns maakt ook deel uit van Het Groene Brein.

Het adagium van Jurriëns is dat ‘je eerst zaken andersom moet draaien om tot een positief uitgangspunt te komen’. Dat klinkt tamelijk abstract, maar de lector weet het toch praktisch te maken. Hij benadrukt dat de extra tijd die je in het begin moet nemen, verderop in het proces makkelijk wordt ingehaald wanneer partijen elkaars belangen onderkennen en kennis hebben genomen van elkaars belevingswereld. Voor overheden kan die totaal anders zijn dan voor private partijen of financiers.

Als het gaat om het tot stand brengen van een circulaire economie stelt Jurriëns eerst voorwaarden vooraf. Wat zegt hij tegen zo’n samenraapsel van partijen in de gemeente Zundert als waterschappen, gemeenten, kwekers, boeren, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, allen leverancier van groenafval?

Jurriëns: “Je moet vertrouwen in elkaar hebben, vindt iedereen. Dat is mooi, zeg ik dan. Maar wat is dat, vertrouwen? Jullie gaan samenwerken, dan zou ik het fijn vinden als jullie bij elkaar in de boekhouding van dit project mogen kijken. Laat zien hoe je de kosten en opbrengsten boekt. Kun je laten zien of je die terecht toerekent? Dat is schrikken: moet dat nou? Ja. Dat moet je toch doen, om vertrouwen in elkaar te geven en ook om duidelijk te maken dat de circulaire economie een netwerk is en geen ketenconstructie.

Bij een traditionele ketenorganisatie is er teveel negatieve afhankelijkheid van elkaar: partijen kunnen niet anders. Albert Heijn is in staat een hoge extra inkoopkorting bij leveranciers te bedingen omdat ze zo groot zijn, onder andere door het aantal franchisenemers. Maar die franchisekorting delen ze vervolgens niet met de franchisenemers. Dat noem ik niet samenwerken, dat is ‘roven’.

In Zundert speelt dezelfde vraag. Hoe kun je die slag maken? Hoe kun je  zaken binden die succesvol zijn?  Dat is het samenwerkingsmodel. Ik deed vroeger projecten met de NAM en dan had je de situatie van oliewinning die normaal niet rendabel zou zijn voor een bedrijf. Dat kwam omdat in de keten elke schakel iets doorzette. Elke schakel in een keten vraagt een vergoeding voor de kosten en een winstopslag. Als er heel veel schakels zijn, dan verhoogt dat de uiteindelijke prijs zeer sterk. Een vergoeding voor wat men doet is goed. maar niet elke keer de winstopslag. Zes schakels die een fee vragen, maken het product dus duur. Een alliantie kent naast organisatienut ook maatschappelijk nut, en dat ga je verdelen. Als iedereen aan het bouwen gaat en je hebt een 240 duizend euro opbrengst, verdeel je dat aan de partijen die er samen aan trekken.

Herverdelen van de opbrengst is belangrijk. Ik heb een dame die econometrie had gestudeerd dat eens zien doen met zes landen die ieder afhankelijk waren van het water van de rivier de Nijl. Ze bracht in kaart dat één land niets kreeg en ging toen aan tafel om tot een optimale maatschappelijke waarde te komen. Rekenen kan dus soms wel helpen om te gaan verdelen.

Valkuil kan dan zijn dat je dit verdienmodel baseert op een verdeling van kosten en opbrengsten. Dat zal in het geval van de circulaire economie niet werken. Je moet niet alleen naar financiële waarden kijken. Ik heb het meegemaakt dat een woningcorporatie die traditioneel als een bedrijf rekende in een nieuwe wijk appartementen bouwde, maar geen geld kon vinden voor een gemeenschappelijk gebouw. Door voor een maatschappelijke doelstelling te kiezen en daarna pas de vraag te stellen: kunnen we dat betalen, bleek een andere beslissing mogelijk. Een wijkgebouw paste wel bij die doelstelling.

Je begint zelden blanco, ook in Zundert niet. Er is al iets gerealiseerd, er is ook al geïnvesteerd. Er werd al wat biomassa ingezameld, er was al een overheid die op papier circulair beleid had staan, maar dat slecht concreet kon maken. Om dat op te schalen begin je niet over het aantal hectares bodem die je wilt verrijken met biomassa, of als overheid met het bedrag aan besparingen dat je wilt bereiken. Je moet naar de beweging kijken maar ook de helling zoeken en in die ontwikkeling doelen gaan bereiken. Elkaar in dat proces leren kennen en leren respecteren is geen oponthoud.

Kijk, als het makkelijk was, had men het al lang gedaan, of had men het kunnen automatiseren. Maar zo werkt het niet.”

Stel gratis uw eigen vraag!
Dit is aflevering 15 van de serie Groene Breinbrekers. Elke week zal op de website van P+ een praktijkvraag worden gesteld aan een van de 80 wetenschappers die aan het netwerk Het Groene Brein zijn verbonden. P+ roept het bedrijfsleven op eigen vragen te mailen. Beantwoording hiervan is gratis. Over een uitvoeriger onderzoek kan altijd gepraat worden. Vraag mailen naar: editor@p-plus.nl