Skip to main content
P+ Logo
Best Practices voor een duurzame toekomst
het groene brein
het groene brein
28 mei 2016

Communities willen winst met eigen afval maken

Nederland telt minstens twintig burgergroepen die hun afval winstgevend willen verwerken. Bij kleding lukt dat al, maar plastic is nog een uitdaging, stelt consultant Jurgen van der Heijden na de eerste incubator met bewoners.

Jurgen van der Heijden (1964) vond in Nederland maar liefst 90 burgerinitiatieven die in de weer zijn met eigen verwerking van grondstoffen, onder andere door dit te recyclen. Hij en zijn studenten deden dit onderzoek ter voorbereiding van een eerste incubator in Amersfoort, georganiseerd door het Groene Brein. Twintig gemeenschappen uit dorpen en stadswijken ontmoetten daar twintig bedrijven, aangevuld met deskundigen op juridisch en financieel gebied. De wetenschapper Van der Heijden is aangesloten bij het netwerk van wetenschappers Het Groene Brein en is werkzaam bij AT Osborne.

Groene Breinbreker: Kunnen communities geld verdienen door hun eigen afval in te zamelen en te verwerken?

Van der Heijden: “Ja. We hadden communities in de zaal die al winst maakten door zelf kleding in te zamelen en dit te upgraden. Bijvoorbeeld door er leuke tassen van te maken en leuke jurken. Het wordt in een winkeltje in de eigen gemeenschap verkocht. Dat draait rond, deze initiatieven zijn zelfvoorzienend geworden. Kleding is een ideaaltypisch voorbeeld.”

Maar… “Lastiger is het met inzamelen van plastic. Daar kun je een sociaal project van maken, door mensen met een probleem op de arbeidsmarkt in te zetten. Dat is goedkoper. Maar het grote verschil is dat je voor kleding niet veel meer nodig hebt dan een naaimachine, terwijl plastic om een grotere industriële verwerking vraagt. Dat betekent toch snel dat je de grondstof niet binnen de eigen gemeenschap kunt verwerken, om zo transportkosten te besparen. Nu gaat bijna alles nog naar Suez in Rotterdam. Dat zou veel mooier kunnen, maar zo ver is het nog niet. De lage prijs van olie, waar plastic van gemaakt worden, maakt het erg lastig om prijsconcurrerend te worden. Dat is nu nog een spelbreker.”

Van der Heijden is erg te spreken over de eerste ervaring met deze incubator: “Er valt ontzettend veel uit te wisselen tussen bewoners en bedrijven, vooral wanneer je aan initiatieven sociale projecten koppelt. In ben ontzettend nieuwsgierig waar dit binnen twee jaar toe kan leiden.”

Vooral de bouw lijkt een uitgelezen sector om verdere ervaring mee op te doen. Bij grote nieuwbouwprojecten zie je nu al dat er op Facebook groepen van toekomstige bewoners ontstaan, die kennis uitwisselen en bij gewenste verandering aan de gepresenteerde plannen gezamenlijk de bouwer of gemeente aanspreken. Ook wordt er gezamenlijk ingekocht, bij een aanbieder van vloeren bijvoorbeeld.

Van der Heijden bevestigt deze trend. Bedrijven moeten dit niet als een bedreiging zien, maar daar juist op inspringen: “Een groep bewoners werkt bijvoorbeeld samen aan verduurzaming en onderhoud van hun woningen. Een lokale bouwmarkt ziet dit gebeuren en doet hen niet alleen een aanbod om goedkoper in te kopen, maar ook om een pakket samen te stellen dat speciaal op hun woningen is toegesneden. Zo helpt de bouwmarkt het bewonersinitiatief om meer bewoners te verleiden om mee te doen, en de bouwmarkt krijgt meer klanten. Met dit principe, deze onderlinge versterking, willen wij aan de slag met bedrijven, overheden, instellingen en bewonersinitiatieven.”

De voordelen: “Als bedrijven, overheden of instellingen een product of dienst ontwikkelen voor burgerinitiatieven, business to community, dan kunnen zij daarvan sterker worden, omdat hun aanbod verbetert. Tegelijk wordt het burgerinitiatief hiervan ook sterker en kan het via community to business weer een aanvulling betekenen op het werk van bedrijven, overheden en instellingen. Net zoals de bouwmarkt kunnen zij producten en diensten afstemmen op het werk van de burgerinitiatieven. Denk aan een bank met een financieel product speciaal gericht op energiecoöperaties, of denk aan een groot vervoersbedrijf dat zijn diensten afstemt op kleine vervoersdiensten van bewonersinitiatieven.”

Het Groene Brein ontwikkelde deze tool niet alleen. Achter de incubator staan ook Kracht in Nederland, Kennislab voor Urbanisme, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) en AT Osborne. Deze partijen willen de incubator vaker gebruiken om het leerproces te versnellen: “Productontwikkeling voor burgerondernemingen is nog niet eerder vertoond. We zullen dit met elkaar moeten leren. Er is een groeiend aantal voorbeelden van bedrijven die de business to community markt ontdekken. Ook instellingen en overheden hebben de bewonerscollectieven ontdekt en ontwikkelen specifieke producten en diensten, zoals een zorgaanbieder die een dienst heeft voor zorgcoöperaties. Steeds meer overheden hebben speciale programma’s voor groenadoptie door collectieven rond stadslandbouw.”

Welke markten ziet Van der Heijden nog meer? “Er liggen kansen voor energiebedrijven, zorgaanbieders, autobedrijven, mobiliteitsproviders, banken, aannemers, ICT-bedrijven, de politie, welzijnsstichtingen, gemeentelijke afdelingen groen en waterschappen. Bedrijven kunnen door samenwerking met ‘burgerondernemingen’ hun marktaandeel vergroten. Bovendien helpt de actieve bewoner bij marketing door andere bewoners te verzamelen rond inkoop van producten. Zij helpen het bedrijf daarnaast door mee te denken over nieuwe producten die zijn toegesneden op de burger en de samenleving, community to business.”

Financieel advies is dus onderdeel van de methode van de incubator. Niet alleen aan bewoners, maar ook aan financiers. Van der Heijden: “We moeten investeerders en financiers meenemen in de business case van nieuwe ‘B2community-producten’, dat is een fenomeen dat zij niet kennen. Voor de hand ligt om eerst naar de economie te kijken en dan pas naar de financiën. Dat wil zeggen eerst met de initiatiefnemer aan de slag met de business case en met hem nadenken over de financiering, daarna samen aan de slag met de meerdere investeerders en financiers. Ervaring leert dat de business case vraagt om meervoudige financiering. De boodschap van de incubator is dat twee of meer investeerders en financiers elkaar zekerheden kunnen bieden. Hoewel meervoudigheid het gevoel geeft van meer complexiteit is vaak het tegendeel het geval, en dat moet wel uitgelegd worden.”

De trend is internationaal. Van der Heijden noemt als bekendste voorbeeld van een incubator de Sociale Innovatie Fabriek (SIF) uit Brussel. “Deze loopt voorop in de trend om burgerinitiatief te stimuleren met kennis over ondernemen en financieren. Maar Nederland loopt niet achter. Integendeel, Nederland en Engeland hebben voor de SIF als voorbeeld gediend. Onze incubator gaat weer verder door op het Belgische model.”

Heeft u ook een Breinbreker voor een van de wetenschappers van het Groene Brein? Mail ons!

Dit is aflevering 32 van de serie Groene Breinbrekers. Elke week wordt op de website van P+ een praktijkvraag gesteld aan een van de 100 wetenschappers die aan het Groene Brein zijn verbonden. P+ roept het bedrijfsleven op eigen vragen te mailen. Beantwoording hiervan is gratis. Over een uitvoeriger onderzoek kan altijd gepraat worden. Vraag mailen naar: editor@p-plus.nl