Skip to main content
P+ Logo
Best Practices voor een duurzame toekomst
Bouw C2C Changing the Game
Bouw C2C Changing the Game
18 maart 2019

Gigaverschillen in verduurzaming van de bouw

Het selecteren van pro-actieve bouwbedrijven wordt cruciaal voor het verduurzamen van Nederland. Er is een gigantisch verschil in duurzame ontwikkeling in de bouw. Er zitten nog bedrijven in de bouw die handelen alsof we nog in de babyfase zitten (zie uitleg), terwijl er ook al een nationale opgave van de regering ligt om de bouw circulair te maken, in het kader van het Klimaatakkoord van Parijs.  

Dat stellen hoogleraar André Nijhof van Nyenrode Business Universiteit en CEO Lucas Simons van NewForesight op basis van hun komende boek ‘Changing the Game’ waarin tien verschillende bedrijfstakken worden geanalyseerd. Dit voorjaar organiseren zij op Nyenrode een exclusieve leergang van een week waarin zij met de deelnemers diepgaand verschillende bedrijfstakken analyseren. Op basis daarvan kan voorspeld worden welke stappen de groei naar verduurzaming zullen versnellen. 

De eerste deelnemers voor deze intensieve ‘course’ van een week (6 - 10 mei 2019) hebben zich inmiddels gemeld. Er is in totaal plaats voor 20 belangstellenden uit het bedrijfsleven, overheid of maatschappelijke organisaties. Aanmelding loopt via de website van NewForesight. Tot 31 maart is er een early bird fee van 500 euro en is de totaalprijs 4.495 euro, excl. btw. 

Op wereldschaal gezien is de bouw cruciaal voor het verduurzamen van de planeet, schrijven co-auteurs Jacobiene Ritsema en Alexander van den Buuse in hun analyse in ‘Changing the Game’. De bouw is wereldwijd goed voor 6 procent van het Bruto Nationaal Product. Met de groeiende wereldbevolking zullen de megasteden tot 2030 zo hard groeien, dat de output van bouwbedrijven met 85 procent zal stijgen. Er zullen de komende vier decennia naar verwachting 230 miljard vierkante meter aan gebouwen bij komen. Ter vergelijking: dan wordt er elke week een stad ter grootte van Parijs uit de grond gestampt. “Sta eens even stil bij zulke feiten. Kun je je de hoeveelheid materialen voorstellen die hiervoor nodig zijn?”, vragen de auteurs de lezer. 

Net zo interessant wordt de vraag welke bouwbedrijven deze reuzenklus gaat klaren. Want de ene bouwer is in duurzaamheidsopzicht beslist de andere niet. De Nyenrode student Floris van Vliet constateerde in zijn thesis van januari 2019 over de transitie van de particuliere huizenmarkt dat niet alleen huizenkopers terughoudend zijn met het nemen van maatregelen op het gebied van energiebesparing. Ook “bedrijven lopen achter door gebrek aan kennis en motivatie. Dit betekent dat de markt nog geen passend businessmodel voor duurzaamheid heeft gevonden, terwijl de overgang naar een volgende fase van transitie al wordt gemaakt.” 

Hoogleraar André Nijhof van Nyenrode verduidelijkt deze conclusie. Hij wijst als voorbeeld op de moeizame resultaten van de klimaattafels. “Politiek gezien snap ik dat de overheid tegelijkertijd vijf klimaattafels heeft georganiseerd. Maar een klimaattafel vereist dat er in de markt al verschillende alternatieven ontwikkeld zijn. En marktpartijen er aan toe zijn om gezamenlijk een visie op de toekomst te ontwikkelen. Voor de klimaattafel gebouwde omgeving is dit voor elektriciteit het geval want daar zijn inmiddels voldoende alternatieven. Maar voor warmte opwekking moet er eerst nog meer geëxperimenteerd worden in fase 1 terwijl we met de klimaattafel het al over fase 3 hebben. Dan is het voorspelbaar dat je de weerstand krijgt die nu volop in het nieuws is”. 

Ritsema en Van den Buuse geven aan dat voor duurzame verandering meestal een crisis nodig is. In de megasteden van de arme landen zijn er urgenter situaties dan hier in Nederland, zoals krottenwijken. Als voorbeeld van initiatieven die in deze ‘babyfase’ ontstaan wordt de Nederlands Human Cities Coalition (HCC) genoemd. Grote infrastructurele werken dienen om armoede en honger te bestrijden. De eerste pilots voor Jakarta en Manilla zijn al opgezet. De eerste bedrijven, die inclusiviteit in hun businesspraktijken hebben opgenomen, blijken in toe. Hun voordeel: door de bewoners bij de bouw te betrekken is er geen oponthoud door protesten tegen hun projecten.” 

In fase twee, de kinderfase van duurzaamheid, begint er door de komst van keurmerken duurzame competitie te ontstaan. In de bouwwereld gebeurt dat vooral met de labels BREEAM en LEED. Inmiddels staan er wereldwijd al meer dan 500 duizend gebouwen met BREEAM-certificaten, op verschillende niveaus. Opmerkelijk is dat hogere ratings niet meer dan 2 procent extra aan kosten opleveren, die bovendien binnen twee tot vijf jaar zijn terugverdiend.

In fase drie, de tienertijd, ontstijgen bouwondernemingen hun eigen bedrijfsvoering en beginnen gezamenlijk aan hogere doelen. In de bouw is dit overstijgende doel de ‘circulaire economie’, waarbij afval uit de bouw weer grondstof voor nieuwe projecten vormt. Als voorbeeld noemen de auteurs Madaster, als non-profitorganisatie die de materiaalstromen in de bouw in kaart brengt. Het platform opereert transparant, zodat iedereen de ‘materialenpaspoorten’ in kan zien. “In Europa zien we nu een verschuiving van fase 2 naar 3, door de adoptie van de principes van de circulaire economie. En binnen Europa is Nederland een van de pioniers, met een regering die doelstellingen op dit gebied voor 2050 heeft geformuleerd. De eerste voorzichtige stappen in fase drie worden gezet. Naast Madaster zijn dat Circular Valley, New Urban Mining, the Sector Covenant Construction en andere Green Deals.”

Heel bijzonder dat de auteurs toch ook een fase vier van volwassenheid in de bouw herkennen. Dat komt vooral omdat de regering zich gebonden heeft aan de afspraken uit het Klimaatakkoord van Parijs. Dit werkt in de nieuwbouwmarkt door naar regels die voor iedereen gelden. “Maar Fase 4 heeft lange tijd nodig om zich te ontwikkelen”, nuanceren Ritsema en Van den Buuse.

“Bovendien verschilt dit per deel van de bouw” stelt André Nijhof. “Bijvoorbeeld bouw-infra bedrijven, die veel werken aan stadsontwikkeling of de aanleg van havens in andere landen, hebben met een hele andere markt te maken dan woningbouw in Nederland. Maar dat is precies de nuancering die nodig is. Het gaat er niet om wat bedrijven doen, maar waar een markt aan toe is.”

Nijhof en Simons hopen deze tijdsduur te kunnen verkorten door met mensen uit de sector zelf de vaste patronen te bespreken die duurzame ontwikkelingen kenmerken. Nijhof: “Het zal interessant zijn om in onze cursusweek ook met beslissers uit de bouw te onderzoeken wat we kunnen leren uit dit model. En hoe we de wens om tot een circulaire en inclusieve economie te komen kunnen omzetten in praktische stappen. Ik zou het toejuichen wanneer ook vertegenwoordigers van ministeries en overheidsdiensten komen meedenken, nu de regering de circulaire economie zo centraal in de beleidsdoelstellingen heeft neergezet.”  

Aanmelden voor 5-daagse cursus ‘Changing the Game’