Skip to main content
P+ Logo
Best Practices voor een duurzame toekomst
Karen Maas
Karen Maas
11 december 2022

Hoe impactwashing ontstaat

Karen Maas waarschuwt: ze ziet impactwashing ontstaan. In haar column in P+ legt ze uit hoe dit mogelijk is.

Karen Maas is wetenschappelijk directeur van het Impact Centre Erasmus. Ze schrijft: Over een knuppel in het hoederhok gooien…. Ja, ik durf dit aan, en met een reden. Al 15 jaar houd ik mij bezig met impact denken. Impact in de definitie van ‘het additionele -positieve, negatieve, bedoelde, onbedoelde, direct én indirecte- effect van jouw organisatie op de maatschappij. De maatschappij in brede zin, voor alle stakeholders en op economisch, ecologisch én sociaal maatschappelijk’ wel te verstaan. Natuurlijk is het interessant om impact te meten. 

Voor mij vooral methodisch, om te zien hoever en diep je kan en mag gaan met impact meten en of je de resultaten jezelf mag toe-eigenen. Zonder jezelf hierbij in allerlei bochten te wringen die nogal eens rieken naar greenwashing of impactwashing. Toch zie ik steeds meer dat impact meten een doel op zich wordt, primair om te kunnen verantwoorden of te communiceren.


Toenemende vraag naar impactmetingen

Toenemend vragen investeerders, subsidie verleners en geldgevers om een impact meting. Daar ben ik zelf ook medeschuldig aan. Jaren heb ik, samen met veel collega’s gepleit voor impact meten. Immers, meten is weten. Als econoom ondersteun ik dit adagium wel alleen zit er toch een addertje onder het gras. Het ligt er namelijk nogal aan wat je meet! Ik zie nu een situatie ontstaan waarin een organisatie die van vijf partijen geld krijgt, vijf impactmetingen op moet leveren. Nu is dat op zich niet zo een probleem, maar je voelt het misschien al aankomen. Dit wordt wel problematisch als elke geldschieter wat anders vraagt. En dat is vaak het geval, maar ook goed uitlegbaar. Al die geldschieters hebben die specifieke impact informatie nodig om zelf over hun impact te kunnen rapporteren. En als zij allemaal een andere impact nastreven hebben zij allemaal andere informatie nodig. Tot zover, logisch en uitlegbaar, alleen hoe komen wij weer uit deze situatie? 


Mijn eerste advies

Het eerste advies richt zich op de geldaanvragers. Het klinkt misschien raar, maar zij zijn mede debet aan deze situatie. Organisaties die financiering zoeken zijn vaak bereidt om zich in alle bochten te wringen om maar te beloven wat de geldschieter wil horen. Een voorbeeld is hier misschien handig. Als ik mij richt met mijn programma op de toekomst van kwetsbare jongeren kan ik dit op heel veel manier positioneren. Als een geldschieter zich richt op ‘verbetering van de arbeidsposities van jongeren’, kan ik makkelijk uitleggen dat ik daaraan bijdraag. Als een geldschieter zich richt op het ‘laten meedoen van alle burgers in de maatschappij’, past dat jasje mij heel goed. Als een geldschieter zich richt op ‘een inclusieve samenleving’, ‘goed burgerschap’ of een ‘veerkrachtige samenleving’ vertel ik mijn verhaal op die manier. Zelfs ‘het vergroten van respect voor de natuur’, ‘verminderen van eenzaamheid onder ouderen’ en ‘verbeteren van dierenwelzijn’, kan ik passend krijgen. Wij zijn vaak goed in staat om in te spelen op kansen en mogelijkheden en zijn bereid daarvoor veel te beloven als dat nodig is. In deze huidige tijd van verantwoording volstaat niet meer om aan de voorkant een mooi verhaal te vertellen en veel te beloven. Nee, er moeten ook resultaten worden aangetoond. En de resultaten die nodig zijn om te voldoen hangen af van de missie van de geldschieter. Logisch toch? We moeten dan ook stoppen met te zeggen dat het allemaal zo moeilijk en vervelend is dat iedereen opeens een impact meting wil zien en dat iedereen iets anders wil. Dat is (deels) jullie eigen schuld. Dat kan een harde boodschap zijn, maar dat maakt het niet minder waar. Wel wil ik daar iets tegenover zetten.


Mijn tweede advies

Het tweede advies richt zich op de geldschieter. De geldschieter heeft jou uitgekozen op basis van wat je beloofd te gaan bereiken, maar ook omdat hij gelooft in jouw aanpak. Het is dan ook niet fair om vervolgens het aantonen van de impact geheel bij jou neer te leggenen voorbij te gaan aan wat je eigenlijk doet. Laten we impact gaan meten om te leren. Te leren wat wel en niet werkt. Om kennis op te bouwen zodat we onze aanpakken kunnen verbeteren. Om beter te kunnen sturen op toekomstige investeringen, projecten, programma’s. Om zo beter al onze prachtige ambities waar te kunnen maken. Meten alleen om verantwoording af te leggen, levert voor niemand wat op. De vragende partij zal nooit het hele verhaal horen maar alleen die dingen die positief uitpakte. De uitvoerende partij steekt veel tijd, moeite en geld in data verzameling waar ze niks mee kunnen. 

Hoe jammer deze focus op impact meten als er geen impact denken aan vooraf gaat en gene impact sturing op volgt. Dus mensen: doe geen dansjes om de dans en ga met impact meten, aan de slag om méér goed te doen! Impact denken en impact sturing zou onlosmakelijk verbonden moeten zijn met impactmeten. Zo wordt impactmeten weer een middel en geen doel op zich.