Skip to main content
P+ Logo
Best Practices voor een duurzame toekomst
ben knapen, ontwikkelingssamenwerking
ben knapen, ontwikkelingssamenwerking
04 juli 2012

Knapen: Steun voor focus op private sector

Op de PVV na zijn alle partijen in de Tweede Kamer positief over de belangrijke rol voor de private sector in ontwikkelingssamenwerking, zoals die door staatssecretaris Ben Knapen de afgelopen tijd is vormgegeven.

Dat bleek tijdens een commissievergadering over het bedrijfsinstrumentarium, het stelsel van verschillende regelingen en fondsen dat moet bijdragen aan ontwikkeling van de private sector in ontwikkelingslanden.

Wel worden er door de oppositie vraagtekens gezet bij de controle op het bedrijfsleven en de nog onzekere impact van de focus op de private sector: in hoeverre draagt die nu echt bij aan armoedebestrijding? In een ongemakkelijke spagaat bevond zich woordvoerster Ingrid de Caluwé van de VVD: ze toonde zich enthousiast over de vele nieuwe activiteiten, maar op de vraag hoe dat nu moest in een volgende kabinetsperiode (waarin haar partij driekwart van het budget voor ontwikkelingssamenwerking wil schrappen) bleef ze het antwoord schuldig.

Knapen bleef gemakkelijk overeind tijdens het debat. Hij benadrukte nog eens dat het er hem er niet om gaat Nederlandse bedrijven te steunen, maar zelfredzaamheid in ontwikkelingslanden te vergroten. Dat gaat volgens hem het beste door het private initiatief te steunen. Als daar Nederlandse bedrijven bij kunnen helpen is dat prima. Maar ook niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) en kennisinstellingen kunnen een belangrijke bijdrage leveren. Dat ze daar inmiddels van doordrongen zijn blijkt volgens Knapen uit de enorme overtekening op de nieuwe fondsen voor publiek-private partnerschappen in de watersector en voedselzekerheid. In de meerderheid van de gevallen is een ngo daarbij de penvoerder, benadrukte hij, in tegenstelling tot de gedachte dat het kabinet zich alleen maar zou richten op Nederlandse bedrijven. Hij bestreed dat vooroordeel ook met het cijfer dat een kwart van zijn budget is bestemd voor economische ontwikkeling, waarvan iets meer dan de helft wordt besteed via het bedrijfsinstrumentarium.

Veel woordvoerders vroegen om strengere controle op het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Zij wezen op de aanhoudende schendingen van afspraken over het tegengaan van kinderarbeid, schending van mensenrechten, slechte beloning en corruptie. Volgens Knapen voorziet zijn instrumentarium daarin, omdat alle regelingen van bedrijven naleving van de nieuwe OESO-criteria voor maatschappelijk verantwoord ondernemen vereisen. Maar, zo stelde hij, dat gaat stap voor stap. “Als we nu 100 procent naleving vereisen kunnen we bijna nergens aan de slag.”

Het uitgangspunt bij de nieuwe richtlijnen is heel simpel, betoogde Knapen: de verantwoordelijkheid voor de keten ligt bij de bedrijven zelf. Zijn dienen hiertoe risicoanalyses te maken. Niemand overziet die ingewikkelde ketens met alle toeleveranciers en onderaannemers helemaal, maar het is duidelijk dat van grote ondernemingen als Unilever of Heineken meer verwacht mag worden dan van het lokale of Nederlandse midden- en kleinbedrijf. Daarom zijn  er verschillende regelingen ontworpen die juist dat mkb extra ondersteunt.

“We proberen steeds stappen te zetten, dat is ook het beleid van de OESO.  Die willen dat we programma’s opzetten. Daarom hebben we bijvoorbeeld met een aantal Nederlandse ondernemingen die in Bangladesh actief zijn in de textielsector onlangs afspraken over duurzaamheid gemaakt. U mag van mij verwachten dat we hen daarop in de toekomst ook op afrekenen.”

Een bericht van Hans van de Veen