P+ Online magazine over warmtenetten HVC
Het nieuwste Online magazine van P+ gaat over afval-energiebedrijf HVC. “Wij zijn de CV-ketel van de stad”, zegt directeur energie Chris Kuijten.
“Met afval kun je een hele stad verwarmen”, stelt Kuijten in het tweede Online magazine dat P+ op internet publiceert. De directeur energie wil door het leveren van restwarmte niet alleen de CO2-reductie verlagen. Er is ook een ander doel: minder afhankelijk worden van energie uit verre landen. Kuijten zegt zelfs: “De EU importeert voor een miljard euro per dag aan energie. Dat geld kunnen we ook zelf houden.”
Op de cover van dit digitale magazine laat Kuijten(1964) een handjevol afvalhout zien. Daarmee wordt de bio-energiecentrale gestookt, die nu voor groene elektriciteit zorgt. Met de restwarmte zouden ook nog heel wat meer woonwijken in Alkmaar vergroend kunnen worden. Er is dan wel een uitbreiding van het huidige warmtenetwerk nodig, waar tal van partijen hard aan werken. Kuijten laat in een webmovie de bio-energiecentrale zien, waar de vrachtwagens met snippers afvalhout af en aan rijden.
HVC helpt hiermee overheden om hun duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken. HVC is er niet alleen vóór hen, maar is ook ván hen: het is een samenwerkingsverband van gemeenten en waterschappen uit Noord-Holland, Zuid-Holland, Flevoland en Friesland.
Begin jaren negentig wordt HVC in Alkmaar opgericht. Wat begint als een afvalbedrijf, groeit uit tot een innovatief afvalenergiebedrijf dat inmiddels tot de Nederlandse koplopers behoort in het duurzame energielandschap. Er wordt afval opgehaald, gescheiden en gerecycled en restafval wordt verbrand om er vervolgens energie, warmte en restmaterialen uit op te vangen.
Dan zijn er ook nog vergistingsinstallaties voor gft, windmolens, zonnepanelen en een bio-energiecentrale die jaarlijks 170.000 ton houtafval kan verbranden. Daarmee kunnen 60.000 huishoudens van groene energie worden voorzien.
Het aansluiten van het warmtenet is vooral interessant bij nog te bouwen wijken of industrieterreinen. Daar kunnen de leidingen dan tijdens de bouw worden aangelegd. Bestaande gebouwen aansluiten op het warmtenet kan in een enkel geval lonend zijn, zoals in Alkmaar, waar in de wijk Oudorp vijf appartementencomplexen worden aangesloten en in één klap een grote CO2-winst wordt geboekt. Vaak vragen zulke aansluitingen echter om kostbare aanpassingen aan de woning. Daarom spelen woningbouwcorporaties en projectontwikkelaars een grote rol, stelt Kuijten in dit magazine. “Woningbouwcorporaties hebben vaak een duurzaamheidsagenda, maar projectontwikkelaars willen nog wel eens andere, iets minder duurzame prioriteiten hebben dan wij. Gelukkig snapt iedereen tegenwoordig hoe belangrijk die CO2-winst is, zeker voor gemeenten. En het warmtenet speelt daar simpelweg een heel belangrijke rol in.”
In het online magazine van P+ komen ook de betrokken wethouders van de steden Alkmaar en Dordrecht aan het woord.
De Alkmaarse wethouder duurzaamheid en klimaatagenda Jan Nagengast (1950) juicht uitbreiding van het warmtenet toe: “We kennen hier een aansluitingsplicht, tenzij de projectontwikkelaar kan aantonen dat hij een interessanter alternatief heeft. Tot nu toe heeft HVC telkens weer bewezen dat het warmtenet concurrerend is. En laten we eerlijk zijn, we willen af van energiebronnen die van ver komen, en we willen ook dat de gastoevoer uit Groningen vermindert. Investeringen in concurrerende, alternatieve energiebronnen zijn ook daarom een noodzaak.”
In Dordrecht moet je niet schrikken wanneer je ineens op iets groens staat. Verspreid over de stad liggen stoeptegels met het groene logo van warmtenet Dordrecht erop. Wethouder duurzaamheid Rik van der Linden (1967) is er trots op dat hij de verborgen warmteleidingen op deze manier zichtbaar maakt. “Zo zien de burgers toch nog iets van het warmtenet, dat anders verscholen ligt onder de grond.”
Aanleg van een warmtenet in een oude stad als Dordrecht is niet eenvoudig. Daarom wordt het vooral bij nieuwbouw geïmplementeerd, maar toch ook - daar waar mogelijk - in de oude stad. “Ik vind het belangrijk dat bijvoorbeeld culturele instellingen en ziekenhuizen aangesloten zijn, dat soort publieke gebouwen moeten duurzaamheid ademen”, zegt Van der Linden. Zo wordt het warmtenet toch nog een beetje tastbaar voor burgers die anders - naast de stoeptegels - niet veel van het warmtenet zullen merken.