Skip to main content
P+ Logo
Best Practices voor een duurzame toekomst
Haven Amsterdam
Haven Amsterdam
30 april 2014

Ecologische oevers in Amsterdamse haven

Op veel plekken in het Amsterdamse havengebied is bijzondere natuur te vinden. Versterking van die natuur is onderdeel van de strategie om in 2020 tot de duurzaamste havens van Europa te behoren.

“Kijk”, wijst Remco Barkhuis, “je ziet de eerste plantjes al opkomen. Binnenkort staat het hier vol bloeiende planten. Inclusief wilde orchideeën, hoop ik.”

Ergens middenin het uitgestrekte bedrijventerrein van de Amsterdamse haven staan we te turen naar een paar sprietjes groen in een kale zandvlakte bij een sloot. Onlangs is hier met een graafmachine het strakke noordelijke talud van de sloot over een lengte van bijna 2 km afgegraven en glooiend gemaakt. Daardoor is een bredere rietstrook mogelijk. En omdat een groter oeverdeel nu zon krijgt ontstaat ook een meer gevarieerde plantengroei.

Ecologische oevers creëert de haven van Amsterdam langs een aantal van de tientallen sloten die in het gebied voor de waterafvoer zorgen. Barkhuis is hoofd Infrastructuur van het vorig jaar verzelfstandigde gemeentelijke bedrijf. Krijgt hij intern gemakkelijk de handen op elkaar voor ideeën over vergroening van het haventerrein? Grond is immers schaars en kostbaar, een vierkante meter havengrond vertegenwoordigt al snel een waarde van zo’n 200 euro. “Klopt”, zegt Barkhuis, “daarom waken we er voortdurend voor dat ons biodiversiteitsbeleid geen luxe dingetje is dat een nieuw management zo weer kan schrappen.”

De groenstroken komen zoveel mogelijk tussen sloot en openbare weg, dus niet op grond waar bedrijven zich vestigen. Belangrijker nog is dat de ecologische inrichting steeds wordt gekoppeld aan andere bedrijfsdoelen. Zo zorgen de minder steile sloottaluds ook voor een grotere capaciteit voor waterberging. Dat moest toch al gerealiseerd worden omdat waterschappen bedrijven daartoe verplichten. 

Meer natuur leidt tot een aantrekkelijke haven. Dat is het credo van Barkhuis en zijn collega’s. Aantrekkelijk voor bedrijven, en voor hun werknemers. Toch nam de haven tot voor kort alleen op incidentele basis maatregelen om natuur te stimuleren. Met ondersteuning van het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen & Economie (een initiatief van IUCN N en VNO/NCW) neemt het bedrijf nu biodiversiteit en ecosystemen structureel op in haar strategie en bedrijfsvoering. Met een duidelijke economische motivatie: “Wij willen graag dat bedrijven zich bij ons vestigen. En dat ze gemakkelijk personeel kunnen krijgen. Een aangename groene omgeving helpt daarbij, denken wij.”
Met behulp van het Wageningse instituut Alterra wordt nog gestudeerd op manieren om de waarde van natuur op een bedrijventerrein als de Amsterdamse haven preciezer uit te drukken. Maar nu al vormt het ‘groene’ karakter van de haven standaard onderdeel van de marketing.

Als de economische opleving verder doorzet, staat de Amsterdamse haven de komende jaren voor de uitdaging van een veel intensiever gebruik van de beschikbare ruimte. “Het is aan ons om ervoor te zorgen dat ook dan werknemers met plezier naar hun werk gaan”, zegt Barkhuis. “In een omgeving zonder stankoverlast, waar het geen grote stofzooi is en waar mensen zich goed en gezond voelen door het groen om hen heen. En waar ze op de fiets naar hun werk kunnen, dankzij een uitgebreid stelsel fietspaden.”

Dat laatste dient nog een ander doel: “Al komt maar 10 procent van het personeel op de fiets, dan scheelt dat zo kilometers file.”

Om de biodiversiteitsdoelen te realiseren voeren Barkhuis en zijn collega’s nog een aantal vergroeningsprojecten uit, naast de ecologische slootkanten. Zo zijn er kasten in bomen gehangen voor de aanwezige vleermuizen op het terrein. Het is een soort natuurcompensatie vooraf. Nu nog nestelen vleermuizen in oude loodsen, die op de nominatie staan om gesloopt te worden. Om gedoe met sloopvergunningen voor te zijn, is het beter de beestjes nu alvast alternatieve woonruimte aan te bieden.

Daarnaast wordt in samenwerking met Rijkswaterstaat en de waterschappen gewerkt aan betere mogelijkheden voor vismigratie. Door het uitdiepen van sloten ontstaan paaiplaatsen, terwijl gemalen visvriendelijker worden gemaakt. Op het terrein is verder een oude eendenkooi gerestaureerd, en zijn op diverse plekken paddenpoelen gegraven. Waar mogelijk is al die natuur voor het publiek toegankelijk. Er zijn fietsroutes, infobordjes en rustbankjes aan het water gecreëerd.
Ook met tijdelijke natuur wordt geëxperimenteerd. Net voorbij kolenterminal Rietlanden Terminals, op het meest noordelijke puntje aan het Noordzeekanaal en de Afrikahaven, ligt een braakliggend terrein van zo’n tien voetbalvelden groot. Op termijn komen daar havenactiviteiten, maar vooralsnog krijgen broedvogels, rugstreeppadden en andere amfibieën er ruim baan. Achterliggende gedachte is dat, ook al komt er over een aantal jaren een eind aan dit natuurgebied, het toch permanente winst oplevert. De dieren kunnen zich in het tijdelijke gebied versterken en van daaruit nieuwe terreinen aandoen.

Het vergroenen van het haventerrein is in veel opzichten pionieren, zegt Barkhuis. Blauwdrukken ontbreken. Hij heeft wel contact met collega’s in andere zeehavens, maar de omstandigheden lopen vaak ver uiteen. Een standaardaanpak is niet mogelijk. Een van de specifieke kenmerken van de Amsterdamse haven is dat deze voor een groot deel is omringd door groengebieden, zoals het Geuzebos, Spaarnwoude en het Westerpark. Dat biedt volop mogelijkheden tot ecologische verbindingen. “De natuur is hier nooit ver weg”, zegt Barkhuis, “en dat willen we niet alleen zo houden, maar verder versterken.”

Tekst Hans van de Veen