Skip to main content
P+ Logo
Best Practices voor een duurzame toekomst
Karen Maas
Karen Maas
31 oktober 2014

Impact meten doe je om zelf te leren

Als organisatie leren hoe je bereikt wat je wil bereiken. Dat is de grote meerwaarde van ‘het meten van impact’, vond een nipte meerderheid van de 150 deelnemers aan het gelijknamige symposium , georganiseerd door de Erasmus Universiteit en P+ People Planet Profit. Door de uitwisseling van Best Practices kwam het idee op om een 'Impactmeting Light' te ontwikkelen, voor kleine en middelgrote organisaties.

Om precies te zijn: 36 procent van de aanwezigheid ziet het meten van impact als een middel om te leren of de effecten van de eigen missie wel bereikt worden. Maar het was een hele kleine meerderheid. Van de deelnemers dacht 35,2 procent dat impact meten toch vooral bedoeld is om gewenste effecten van acties zelf te meten. Ook opvallend was dat 21,6 procent van de symposium-bevolking impact meet omdat dat nu eenmaal moet: in opdracht van financiers bijvoorbeeld, die willen weten of het ter beschikking gestelde geld werkelijk tot het gewenste resultaat leidt.

Er werd heel veel geleerd in korte tijd, op dit symposium waarin Karen Maas van de Erasmus School of Accounting & Assurance haar universele model voor het impact meten met een nieuw praktijkvoorbeeld toelichtte. Na haar promotie op dit onderwerp in 2009 werkte ze gestaag door aan het praktisch maken van meetinstrumenten voor duurzame organisaties en doelen. Dat meten moet je niet achteraf doen, hield ze de aanwezigen voor, een zaal met vertegenwoordigers van Unilever tot het ministerie van Financiën, van consultants als Steward Redqueen tot de Haven van Rotterdam, van de Rabobank tot het Martini Ziekenhuis. Voor het merendeel denkers en doeners in een.  De praktijkcases werden gepresenteerd door partners van P+. Naast Karen Maas zelf waren dat IDH, MVO Nederland, FMO en BOPinc.

Belangrijke les van Maas: begin het impact meten met het formuleren van een concrete missie vooraf. Dat kan bijvoorbeeld zijn: aids bestrijden. Dat kan op heel wat verschillende manier, maar een organisatie kan als middel kiezen voor het uitdelen van condooms. Pas dan kun je goed bepalen: hoeveel geld steek ik in deze actie, hoeveel tijd, hoeveel expertise.  En dan kun je een meetmethode selecteren, om de uiteindelijke impact vast te stellen. Tijdens de periode van actie moet je bovendien de vinger goed aan de pols houden. Er kunnen onverwachte of zelfs onbedoelde neveneffecten optreden, die je vooraf niet had bedacht. Dat weten kan net zo belangrijk zijn als het meten van de output: de hoeveelheid uitgedeelde condooms.

Tijdens het symposium bleek ook hoe complex die neveneffecten kunnen zijn. Help je de economische ontwikkeling in Vietnam met de opbouw van koffieplantages, blijken koffieboeren in Mexico daar zoveel last van te hebben, dat ze drugs gaan verbouwen. Zulke geopolitieke gevolgen zijn zelfs voor een wereldconcern of een wereldwijd opererende organisatie als IDH niet te overzien. “Hier ligt een taak voor de Wereldbank”, opperde Karen Maas.

Ook is er inmiddels een enorm gat ontstaan in kennis en ervaring op het gebied van impact meten tussen grote internationale spelers (bedrijven en ontwikkelingsorganisaties) en doorsnee Nederlandse MKB-ers. Jos Reinhoudt van MVO Nederland stelde zelfs dat impact meten voor zijn partners nog Terra Incognita is, onbekend land.  Hij liet blijken dat erg jammer te vinden, ook omdat impact meten wel eens zou kunnen helpen bij het maken van duurzaamheidsverslagen, iets waar de meeste kleine tot middelgrote ondernemers in Nederland ook nog steeds niet aan beginnen.

Er zou dan wel een hele kleine en goedkope versie van een meetmodel moeten komen, een soort Impact Meting Light.  En dat rapporteren. Het zou passen bij de oproep die Reinhoudt eerder deed in P+ om een duurzaamheidsverslag te beperken tot ‘One Issue’, maar wel een ‘brandende MVO-kwestie’ die speelt in de branche.

In de nazit gaven Maas en enkele aanwezige consultants als Adriaan van Engelen van de Stichting Stimular bereid te zijn om samen over een betaalbare kleine Impactmeting na te willen denken. Het zou de toegankelijkheid van het instrument zeker bevorderen. Een uitgebreide meting door een bank als FMO in een ontwikkelingsland, die over vier tot zes jaar loopt, kan 400 duizend tot 600 duizend euro kosten. Nico Mensing van FMO: “Dat zijn ook voor ons kosten die het aantal impactmetingen beperkt. We worden tenslotte ook geacht een rendement van 6 procent op eigen vermogen te maken.”

Website Erasmus School of Accounting & Assurance
 

Fotoalbum van het symposium op Facebook-pagina van P+